Er zijn duizend-en-één manieren om ontkend te worden.
Sommige zijn klein, bijna onzichtbaar.
Anderen zijn hard, openlijk, zogenaamd eerlijk.
Zoals dat moment aan een overlegtafel.
Iedereen wordt voorgesteld. Jij niet.
Een fractie van een seconde – en het systeem laat zien wie er wel en niet telt.
Het is geen vergissing.
Het is een reflex.
Een eeuwenoude reflex van macht, van normaliteit, van wie het verhaal mag vertellen.
Ervaringsdeskundigheid is nog steeds iets waar men over praat,
niet iets waar men naar luistert.
Men vindt het ‘moedig’,
‘interessant’,
‘inspirerend’,
zolang het maar niet stoort.
Zolang het maar niet schuurt.
Zolang het maar niet vraagt om iets werkelijk te veranderen.
Maar laat me dit zeggen:
ontkenning is geen neutrale handeling.
Het is geen gebrek aan kennis, het is een gebrek aan besef.
Het is een vorm van geweld met een glimlach.
Een beleefde manier om iemand uit te wissen.
Ontkenning heeft vele gezichten:
• het protocol dat zegt dat je nog niet bevoegd bent,
• de professional die zegt ‘daar zijn wij nog niet klaar voor’,
• de organisatie die zegt ‘het past niet in onze structuur’,
• het gesprek waarin je alleen mag knikken terwijl over jouw onderwerp wordt beslist.
En elke keer lijkt het klein,
maar samen vormt het een muur.
Een muur van beleefdheid, waarachter de echte ontmoeting nooit plaatsvindt.
Daarom is dit geen klaagzang.
Het is een manifest.
Voor iedereen die ooit is overgeslagen,
niet uit zwakte,
maar uit ongemak bij de ander.
Voor iedereen die weigerde te verdwijnen.
Voor iedereen die terugkwam, nóg eens, en nóg eens.
Wij zijn niet hier om erkend te worden.
Wij zijn hier om erkenning mogelijk te maken.
Om de taal terug te brengen naar de mensen om wie het gaat.
Om kennis weer te gronden in ervaring, niet in macht.
Om het menselijke midden terug te claimen tussen beleid en praktijk.
Ervaringsdeskundigheid is geen toevoeging.
Het is een herinnering.
Aan wat er verloren ging toen we gingen praten over in plaats van met.
Dus als je de volgende keer aan tafel zit,
en iemand wordt niet voorgesteld,
weet dan dat daar iets begint.
Een stilte die je kunt vullen met erkenning,
of met ontkenning.
En precies dáár — in die seconde —
bepaalt zich wat we samenleving noemen.
Het stond er echt.. hoeveel keer kun je goedbedoeld de mist ingaan in 4 zinnen? Langzaam wordt het rood voor mijn ogen. En dat allemaal op de website van de Nederlandse GGZ onder het hoofdstuk ‘waardenetwerken’.
Al lezend begrijp ik dat in ieder waardenetwerk kennisuitwisseling, innovatie en inspiratie centraal staan met als doel om ggz-aanbieders (leden) en samenwerkingspartners, binnen en buiten de sector met elkaar in contact te brengen omtrent de aanpak van ggz thema’s waarop de geestelijke gezondheidszorg kan vernieuwen en verbeteren. Voorwaar een amaibel doel.

Gerespecteerde collega’s kijken me via de website aan als deelnemer van dit waardenetwerk. Ik vraag me vertwijfeld af wat ervoor heeft gezorgd dat ze vergeten zijn dat ieder mens bij zijn geboorte per definitie volwaardig burgerschap verwerft? Je hoeft daar niets voor te doen. Je existentie maakt volwaardig burgerschap een feit. Het moment waarop dit niet meer het uitgangspunt is roept akelige vragen op.
De suggestie die het waardenetwerk doet is niet alleen dat je de volwaardigheid van je burgerschap kan verliezen door een ‘psychische aandoening’, maar ook dat je het kan/moet verwerven door deel te nemen aan onze maatschappij. Dat het belangrijk is voor ‘je’ herstel. Nooit eerder zag ik stigma zo ‘schoon’ verpakt en gelegitimeerd door de Nederlandse GGZ en kreeg burgerschap zo’n bedenkelijke connotatie. Ik vroeg me ineens af of ik de helft van mijn volwaardig burgerschap kwijt was door mijn recente afkeuring bij het UWV.
Niets in mij twijfelt er overigens aan dat de deelnemers aan het waardenetwerk iets nastreven dat lovenswaardig is, maar taal doet ertoe. Mens zijn en burger zijn kan je iemand niet ontnemen, ook niet als hij ziek wordt. Iemand kan zich wél minder mens of burger voelen, dat is een heel ander verhaal en juist dán is het belangrijk om basiswaarden in het leven overeind te houden. Ondanks dat je ze niet altijd zo ervaart.

Irene van de Giessen, adviseur Stichting HerstelTalent
Afgelopen donderdag 27 mei zat Irene van de Giessen samen met Niels Mulder het congres Netwerkpsychiatrie voor. Alle beelden van het congres staan inmiddels online.
Beelden congres Netwerkpsychiatrie
Eén van de belangrijkste en mooiste aspecten van mijn werk als ervaringsdeskundige is het faciliteren van vrije ruimte. Het is ook één van de moeilijkste uitdagingen die er is. Het is iets waar ik naar zoek en uren over kan peinzen. ‘Klazine, mijn hond is dood. Hij was mijn enige vangnet nog, de enige reden waarom ik nog uit bed kwam. Waarom zou ik dat nu nog doen?’ Of ‘Ik vertrouw niemand meer, waarom zou ik iemand vertrouwen? Er is nog nooit iemand in mijn leven mijn vertrouwen waard geweest.’ Het zijn meestal niet de grote verhalen waarin het lastig is om ruimte te vinden. Maar juist de levens van mensen die in de stilte lijden en klem zitten in de gevolgen van wat hen is overkomen. Die zich daarom terugtrekken uit deze maatschappij en liever niet verbinden.
Dat zet mij aan het denken. Er wordt zoveel gesproken over ‘meedoen’ voor iedereen. Het thema inclusie is het nieuwste op de agenda van de meeste overleggen en congressen van mensen met ernstige psychische aandoeningen. Een term waar de meeste mensen die ik spreek zich geen eens iets bij voor kunnen stellen, terwijl ze er ruimschoots voor in aanmerking komen. Er zijn zoveel mooie ideeën om mensen mee te laten doen. Er worden hele onderzoeken over geschreven, bijeenkomsten voor georganiseerd en beleidsmedewerkers met specifieke aandachtsgebieden aangesteld. ‘Iedereen moet mee kunnen doen’.
De ideeën zijn goed, het enthousiasme onmiskenbaar en toch maakt het mij moedeloos. Het lijkt zo ver weg van het leven van de mensen die ik net beschreef. Maar wat dan wel? Wat is nu het geheim richting vrije ruimte van iemand die niemand meer over heeft of niemand meer vertrouwt?
Dat is iemand. Iemand die in je gelooft. Die je laat merken dat je het waard bent. Dat je er mag zijn zoals jij bent. Die niet wegloopt als jij weg wilt. Maar blijft wachten tot je terugkomt. Die het je eerlijk zegt als dat wat je doet je schaadt.
De basis van vrijheid, van vrije ruimte is vertrouwen in mogen zijn wie je bent. Niet omdat je niemand met EPA bent, of omdat je van zelfisolatie een gewoonte hebt gemaakt. Maar omdat je mens bent, onder de mensen.
Dat is mijn vak. Mensen mens laten zijn. Ondersteunen om hun betekenis te vinden en van betekenis te zijn. Dat klinkt eenvoudig. Dat is het niet. Een ruimte vrij van oordeel is hiervoor onmisbaar. Dat is niet mijn sterkste kant.
Oordelen en indelen is mij met de paplepel ingegoten. Want alleen mensen die leefden zoals wij, waren goed genoeg. Toch heb ik een pad gekozen een andere richting op. Een richting waarin iedereen er mag zijn en goed is zoals hij of zij is. Vol overtuiging. Want dat is vrijheid. Vanuit die vrijheid hoop ik een bijdrage te leveren aan eenzelfde vrije ruimte voor anderen. Waarin je kan groeien en stralen. Kan schitteren. Om samen bij te dragen aan deze wereld. Ieder op zijn eigen manier.
Dat is vrijheid. Zijn wie je bent. Onder welke omstandigheden en waar in deze maatschappij dan ook. Gewoon, omdat je leeft.