We hebben in Nederland bewust gekozen voor vroeg signaleren en ingrijpen als het om kinderen gaat. Dat vind ik op zichzelf een goede ontwikkeling. We weten inmiddels hoe groot de impact van jeugdervaringen kan zijn. Ik hoor daar zelf ook bij. Als ik terugkijk, denk ik soms: had iemand maar eerder iets gezegd of gedaan. Er waren volwassenen die zagen dat het niet goed ging, maar niemand greep in. Dat laat sporen na.
Tegelijk zie ik hoe in de afgelopen jaren iets is verschoven. Naast beschermen is er een systeem ontstaan waarin signaleren vaak overgaat in sturen. En sturen soms in drang/dwang. Het begint meestal zorgvuldig: “we willen meedenken”. Maar wie niet vanzelf meebeweegt, merkt dat de toon kan veranderen. Een zorg, een vraag, een kwetsbaarheid, het kan al snel onderdeel worden van een dossier. Niet per se omdat het misgaat, maar omdat het mogelijk mis zou kunnen gaan.
Dat raakt vooral ouders die al bekend zijn binnen systemen. Mensen met psychische kwetsbaarheid, een verleden in de hulpverlening, of een diagnose. Zij merken vaak dat ze niet alleen als ouder worden gezien, maar vóóral ook als risico. Aandacht voelt dan niet als steun, maar als toezicht. Gesprekken voelen minder als ontmoeting en meer als beoordeling. Wat je zegt, kan worden vastgelegd, geïnterpreteerd, doorgegeven.
Dan wordt openheid ingewikkeld. Want wat gebeurt er als je zegt dat je moe bent? Of dat het soms niet lukt? Of dat je twijfelt aan jezelf? Als zulke woorden kunnen worden gelezen als tekortschieten, ga je zwijgen. Niet omdat je onverschillig bent, maar omdat eerlijk zijn onveilig voelt.
Ik zie hier een spanning die we niet altijd onder ogen willen zien. We weten uit onderzoek (zoals de ACE-studies) hoe groot de invloed van ingrijpende jeugdervaringen is. Die kennis heeft ons geholpen om anders te kijken naar ontwikkeling en veiligheid. Maar dezelfde kennis kan ook leiden tot overcorrectie: tot systemen die liever te vroeg ingrijpen dan te lang vertrouwen.
En juist daar wringt het. Want leren, groeien en herstellen vragen ruimte. Ruimte om te twijfelen. Om fouten te maken. Om niet meteen te worden beoordeeld. Als alles onder toezicht staat, wordt het moeilijk om mens te zijn.
Dat betekent niet dat we minder alert moeten zijn. Het betekent dat we anders moeten kijken naar wat alertheid is. Niet elk signaal hoeft een traject te worden. Niet elke onzekerheid is een risico. Soms is het gewoon een vraag om steun, om even gezien te worden, om iemand die zegt: ik hoor je.
Bescherming van kinderen is essentieel. Maar die bescherming wordt kwetsbaar wanneer ouders hun stem verliezen. Wanneer ze zich niet meer durven uitspreken uit angst voor gevolgen. Kinderen hebben niet alleen veiligheid nodig, maar ook ouders die zich veilig genoeg voelen om eerlijk te zijn.
Misschien begint echte bescherming daar: bij relaties waarin vertrouwen het vertrekpunt is, niet controle. Waar ruimte is voor gesprek in plaats van registratie. Waar professionals niet alleen kijken naar wat mis kan gaan, maar ook naar wat al ‘draagt’. Dáár ontstaat iets anders. Iets wat minder zichtbaar is in systemen, maar voelbaar in mensen. Een ruimte waarin leren mogelijk wordt. Voor ouders, voor professionals, en uiteindelijk ook voor kinderen.